06 maart 2024
Formeel / Prejudiciële vragen vergoeding voor immateriële schade
X heeft verzocht om toekenning van een vergoeding voor immateriële schade in verband met een overschrijding van de redelijke termijn. Het hof onderschrijft de conclusies van de A-G, inhoudende dat de vergoeding voor immateriële schade in procedures over de WOZ en de bpm in beginsel moet worden vastgesteld op € 50 per half jaar, de vergoeding moet worden gemaximeerd op het pleitbare financiële belang bij de procedure en de bagatelgrens fors hoger moet worden gesteld dan € 15. Het hof acht echter de kans aanwezig dat de Hoge Raad in die zaak zich niet zal uitlaten over deze kwesties. Daarom stelt het hof in deze zaak een vijftal prejudiciële vragen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat de Hoge Raad naar aanleiding van de vragen uitspraak heeft gedaan.Lees meer28 februari 2024
Formeel / Werkafspraken staan aan beroep op art. 40 Wet WOZ in de weg
X heeft in de bezwaarfase de grondstaffel en de taxatiekaart met de KOUDV- en liggingsfactoren van de vergelijkingspanden opgevraagd, maar de heffingsambtenaar van de gemeente Oirschot heeft deze stukken niet verstrekt. De heffingsambtenaar stelt dat hij zich heeft gehouden aan de met het kantoor gemaakte werkafspraken. Uit die werkafspraken volgt dat de gemachtigde van X bij het ontbreken van de juiste informatie een herinneringsbrief aan de heffingsambtenaar zou moeten sturen. Volgens het hof staan aan een succesvol beroep op art. 40 Wet WOZ de tussen het kantoor van gemachtigde en de heffingsambtenaar gemaakte afspraken in de weg. Die afspraken houden nu juist in dat de door X gevraagde gegevens pas in de uitspraak op bezwaar zouden worden vermeld. De heffingsambtenaar hoefde dus geen opvolging te geven aan het na de gemaakte afspraken gedane verzoek. Van een schending van art. 40 Wet WOZ is geen sprake.Lees meer20 december 2023
Formeel / Lagere waarde per punt in bezwaarfase niet in strijd met discriminatieverbod
X stelt dat het in onderdeel B2 van de bijlage bij het Bpb gemaakte onderscheid in waarde per punt in strijd is met het discriminatieverbod. Het hof overweegt dat het onderscheid blijkens de toelichting gebaseerd is op ervaringsgegevens van de Belastingdienst ten aanzien van de daadwerkelijke kosten van rechtsbijstandverleners. Volgens het hof is de veronderstelling waarop het gemaakte onderscheid is gebaseerd zo realistisch dat de besluitgever - die een zekere beoordelingsruimte toekomt - deze in redelijkheid aan de regeling ten grondslag heeft mogen leggen. De bijzondere regel van punt 1 van onderdeel B2 komt niet in strijd met het discriminatieverbod van art. 1 Grondwet of enig algemeen rechtsbeginsel. Voor wat betreft de dwangsom heeft de rechtbank in het kader van haar wettelijke verplichting om geschillen zoveel mogelijk definitief te beslechten terecht zelf de hoogte van de dwangsommen vastgesteld en de zaak niet teruggewezen. Lees meer08 november 2023
Formeel / Onzorgvuldigheid leidt niet tot afwijking forfaitaire regeling Bpb
X wil dat de kosten van de conclusie van repliek van € 2.420 volledig worden vergoed. Volgens X heeft de heffingsambtenaar van BsGW onzorgvuldig gehandeld door een gebrekkig uitgevoerde marktanalyse, waarbij van verkeerde objectgegevens van de verkochte vergelijkbare panden is uitgegaan. Het hof constateert dat de heffingsambtenaar in de loop van de procedure verschillende malen zijn onderliggende feitelijke gegevens heeft gecorrigeerd en dat er slordigheden en inconsequente vermeldingen in de stukken van de heffingsambtenaar staan, die op een later moment zijn verbeterd. (...)Lees meer20 september 2023
Kostentoerekening / Rioolheffing; miskenning van de regels in het BBV leidt niet tot oordeel dat raming onjuist is
De gemeente heeft de geraamde kapitaallasten in eerste instantie toegevoegd aan de egalisatievoorziening riolering en vervolgens de daadwerkelijke kapitaallasten weer onttrokken aan deze voorziening. X stelt dat de kapitaallasten niet als dotatie aan de voorziening mochten worden verwerkt. Het hof overweegt dat het niet (geheel) volgen van de BBV-regels bij de beoordeling van de opbrengstlimiet gevolgen heeft indien het effect daarvan een onjuiste raming en daarmee een onjuist tarief is. Als de administratieve verwerking van de kapitaalslasten een miskenning van de regels in het BBV is, is daarmee de raming van de lasten ter zake van de rioolheffing niet onjuist. (...)Lees meer09 augustus 2023